Geplaatst op

Renewing the welfare state

( Nederland onderaan)

Sam de Muijnck is chief economist of Our New Economy and chairman of the Think Tank of young economists of the Future Markets Consultation led by former Dutch Prime Minister prof. Jan Peter Balkenende and prof. Govert Buijs. In a new report he argues a combination of extended basic services, a job guarantee and benefits-as-a-right seems most promising. 

On April 29th 7 pm (CET), he presented the report, followed by a panel discussion of proponents of the various ideas.

The right mix of ensuring jobs, income and services

Over the last year the welfare state has been at the core of public debates as the coronavirus pandemic revealed existing weaknesses and required additional support for people. One idea in particular, namely unconditional universal basic income, has gotten a lot of attention. Nevertheless, this report argues that this is not the most promising social policy option. While such policy would reduce poverty and inequality, and improve the bargaining power and freedom of workers, it would generate a troublesome paradox. On the one hand, it would require an significant increase in government taxes – of about 25% of GDP in Europe -, or alternatively, cuts in existing public services. And on the other hand, it would strengthen market individualism, as it would provide people with money they can consume
or invest according to their preferences.

Therefore, this report argues that other, more targeted policies are preferable. But rather than advocating another ‘silver bullet solution’, this report argues that innovative policy combinations, in which individual policies strengthen and complement each other, are more desirable. More specifically, it argues that a combination of extended basic services, a job guarantee and benefits as rights seems most promising.

Similar to unconditional universal basic income, these policies help reduce poverty and inequality, and improve the bargaining power and freedom of citizens and workers. In contrast to basic income, they, however, do not lead to more market individualism. Instead they strengthen social cohesion, as they are based on the reciprocal principle of enabling everyone to contribute to and benefit from the common good.

Furthermore, these policies have some additional advantages. While it is unclear whether an unconditional universal basic income would enable people to effectively meet their needs through the market, public provision has proven to be effective in providing universal access to basic services. Similarly, while fiscal stimuli and other job programs have been effective in reducing involuntary unemployment, they have not been able to eliminate it. A job guarantee, on the other hand, would be able to do so, thus providing the otherwise unemployed not only with income, but also with regular activity, time structure, social contact, a sense of purpose, status and identity. Additionally, the policies suggested would improve economic productivity as they help build and maintain ‘human capital’.

The policies would also have important ecological implications as they would contribute to a ‘just transition’. A job guarantee would create ‘green’ jobs, but more importantly reduce the need for economic growth to create jobs. Additionally, extended public services would increase human wellbeing without increased pollution, showing that the two do not have to
be connected.

And finally, while being ambitious, these policies would be fiscally feasible. Extended basic services are estimated to require additional public investment of about 4% of GDP. A job guarantee is estimated to cost 1 to 2% of GDP – although it could be budget neutral by decreasing other social costs and public expenses, including less punitive and restrictive
benefits. The policy mix could be financed through (higher) taxes on (net) wealth, land, data, inheritance, unhealthy consumption, financial transactions and pollution as these would contribute to making the economy more stable, fair, and sustainable.

This project and event is a collaboration between Our New Economy (ONE), Sustainable Finance Lab (SFL) & Moral Markets and is funded by the Goldschmeding Foundation and Templeton World Charity Foundation, Inc. 

De juiste mix van banen, inkomen en diensten

Sam de Muijnck is hoofdeconoom bij Our New Economy (ONE) en voorzitter van de denktank van jonge economen bij de Future Markets Consultation geleid door voormalig minister-president prof. Jan Peter Balkenende en prof. Govert Buijs. In een nieuw rapport beargumenteert hij dat een combinatie van een uitgebreide vorm van basisdienstverlening, baanzekerheid en benefits-as-a-right als de oplossing met het grootste potentieel.

Op 29 april om 19:00 (CET) presenteerde Sam zijn rapport, gevolgd door een paneldiscussie met voorstanders van de verschillende ideeën.

Gedurende het afgelopen jaar stond de verzorgingsstaat centraal in het publieke debat. De coronacrisis liet de zwaktes zien van onze verzorgingsstaat en er was aanvullende steun nodig voor veel Nederlanders. Het idee omtrent onvoorwaardelijk universeel basisinkomen heeft veel aandacht gekregen. Wij beargumenteren dat dit niet de best optie is van een sociaal beleid. Het leidt uiteindelijk tot een problematische paradox. Ondanks dat een universeel basisinkomen de armoede en ongelijkheid doet afnemen en de onderhandelingspositie en vrijheid van werknemers doet toenemen. Aan de ene kant is er ofwel een zeer hoge toename, van ongeveer 25%, van het Europese BNP aan belasting voor nodig of bezuinigingen in bestaande overheidsuitgaven. Aan de andere kant leidt het tot meer marktindividualisme aangezien mensen meer geld krijgen en zij het naar eigen inzicht kunnen spenderen.


Dat is de reden dat wij pleiten voor andere, meer gerichte, beleidsmaatregelen. We zijn niet voor één ‘silver bullet’ oplossing, maar stellen een innovatieve combinatie van beleid voor waarin individuele opties elkaar versterken. Om nog specifieker te zijn betogen we dat een combinatie van uitgebreide basisdiensten, een gegarandeerde baan en recht op bijstand er het meest belovend uit ziet.
Net zoals een onvoorwaardelijk universeel basisinkomen helpt deze mix om armoede en ongelijkheid te verkleinen en de onderhandelingspositie en vrijheid van arbeiders te vergroten. Echter, in tegenstelling tot het basisinkomen leidt het niet tot meer marktindividualisme. In plaats daarvan vergroot het de sociale cohesie, omdat het gebaseerd is op een wederkerig principe waarin iedereen bijdraagt en profiteert van het algemeen welzijn.


Daar komt bij dat dit beleid meer voordelen heeft. Terwijl het onduidelijk is of een basisinkomen mensen in staat stelt om in hun behoeftes te voorzien, hebben publieke voorzieningen zich bewezen om universele toegang te geven tot de basisbehoeftes. Ook hebben fiscale stimuli en werkgelegenheidsprogramma’s bijgedragen in de daling van onvrijwillige werkloosheid, maar heeft het niet voor een complete eliminatie gezorgd. Een baangarantie heeft wel de mogelijkheid om dit te doen en genereert naast een inkomen ook een bezigheid, vaste structuur, sociaal contact, een gevoel van ertoe doen, status en identiteit. Tot slot leidt dit beleid tot een verhoging van de productiviteit door te werken aan menselijke ontwikkeling.


De voorgestelde combinatie van beleidsmaatregelen heeft ook ecologische implicaties, omdat het bijdraagt aan een eerlijke transitie. Baangaranties zullen tot meer groene banen leiden en, nog belangrijker, het neemt de noodzaak tot economische groei middels de creatie van banen weg. Uitgebreide publieke dienstverlening zal leiden tot een toename in menselijk welzijn zonder dat dit gepaard gaat met meer vervuiling. Dit laat zien dat deze twee niet hand in hand hoeven te gaan.


Tot slot zullen deze ambitieuze beleidsplannen fiscaal te realiseren zijn. Zo schatten we in dat uitgebreide basisdiensten een investering van 4% van het BNP zal vragen. Baangaranties zullen ongeveer 1 á 2 procent van het BNP zijn alhoewel het ook kostenneutraal kan zijn door lagere sociale kosten en publieke uitgaven. Het beleid kan gefinancierd worden middels hogere belastingen op vermogen, land, data, geërfd vermogen, ongezonde consumptie, financiële transities en vervuiling, aangezien dit zal bijdragen aan een eerlijkere, stabielere en meer duurzame economie.

Dit project en het rapport is een samenwerking tussen Our New Economy (ONE), Sustainable Finance Lab (SFL) & Moral Markets en wordt gefinancierd door de Goldschmeding Foundation en Templeton World Charity Foundation, Inc.

Geplaatst op

Towards the Wellbeing Economy

( Nederlands onderaan)

What does it mean for public, environmental and financial policy

The world is facing a significant amount of problems. Most acutely are the coronavirus pandemic and the socioeconomic crisis it has caused. There are, however, many longer running issues, such as climate change, rising inequality, financial instability, biodiversity loss, increasingly precarious and stressful working lives, growing power concentrations, and resource depletion.

The economy is at the core of many of these issues and as a result there is a growing recognition that our economy has to be fundamentally reformed to solve these problems. This has led various thinkers and institutions, such as the OECD, to argue we are currently experiencing a paradigm shift away from neoliberalism and the focus on (GDP) growth. There is also a growing coalition of countries and organizations called the Wellbeing Economy Alliance. In the new paradigm, the wellbeing of people and the planet is put at the centre of the economy and society is organised more democratically. In this way, it concerns both a shift ideas and in power.

The shift in ideas relates to how we should think about value creation and preservation. Over the last decades (economic) success was mainly judged on the basis the level of shortterm financial gains, whether its look at GDP at the macro-level or quarterly profits at the micro-level. In the wellbeing economy, it is critical put ecological and social aspects as well as the long-term at the centre in how we define progress, for countries with a new range of indicators and for companies with integrated reporting. As such, the new paradigm is (GDP) growth ‘agnostic’ and instead focuses on sustainably creating and maintaining wellbeing, with its subjective, material, and relational aspects.

The shift in power is about ensuring that our societies function democratically. Research indicates that countries, like the US but also Germany and the Netherlands, as well as international organizations, such as the European Union, are not democratic in the sense that policy outcomes do not reflect the preferences of citizens. Business interests groups, the highly educated and the rich, on the other hand, do see their policy preferences being translated into actual policy. Because of this lack of effective democracy, policies reflect power inequalities rather than serving the wellbeing of all citizens, let alone those of future generations and nature. To achieve the wellbeing economy, citizens need to be empowered so that actual policies will reflect their informed deliberations. For this reason, local, national and regional governments should experiment with citizens’ assemblies, which bring randomly selected representative groups of citizens together to deliberate policy issues with each other, informed and supported by experts on the topic at hand. The economy can furthermore be democratized by promoting and strengthening more democratic forms of economic organization, such as community and civic organizations, cooperatives and social enterprises.

Besides exploring what this paradigm shift entails for the economy in general, this report takes a closer look at the following three fields: (1) the public sector, (2) environmental policy and (3) the financial sector.

(1) For the public sector

This paradigm shift requires us to re-appreciate the public sector and recognize its value creation and innovation capabilities. The role of the state should thus no longer be to simply facilitate and fix markets, but instead actively enable society to ensure the wellbeing of its citizens and to achieve democratically chosen missions. In contrast to neoliberal ideas, privatization and marketization often do not lead to more efficiency and in fact often create problems in terms of equity and resilience. Therefore, we need to be more cautious with privatization and marketization, and reverse past decisions.

Respect for public sector workers has declined over the last decades, but the corona crisis made us realize again that many of these jobs are essential for our society and wellbeing. Empirical studies show that these essential public workers are underpaid in comparison to what they contribute to society. Paying these workers more is not only fair, it is also efficient as it makes jobs with positive externalities more attractive.

The last decades have been characterized by a weakening of the welfare state, which has made citizens, and especially economically vulnerable groups, more precarious. To better ensure people’s wellbeing we need to renew the welfare state and seriously consider innovative ideas like a job guarantee, extending the basic services to which citizens have assured access, and less punitive and restrictive income support through benefits as right.

(2) Environmental policy

The paradigm shift leads us to challenge the way in which power structures dominate current policy-making, preventing a socially just transition. For too long we have witnessed the debates across different policy schools, driving us away from pragmatic decision making, preventing compromises. We have also failed to integrate shared perspectives of commonly valued principles such as democracy, equity and power redistribution. Because climate change will challenge the very way we organise our societies, the future of environmental policy should be politics-resilient, as well as more democratic and socially just.

Examples of such policies include an ecological tax-and-dividend which not only taxes carbon emissions but also extends to other polluting and extractive sectors, while also actively redistributing its revenue as a dividend.

It also includes active coordination and financing provided by state-led investments, embracing social industrial policy.

A final example is that of fostering user-led innovation, actively embracing a prosumer economy which provides energy autonomy while promoting the transition to a circular economy.

(3) The financial sector

In the financial sector the main goal is a change of power structure. Currently, the role of the financial sector in our society is too dominant and too big. Financial institutions are often too big to fail and the real economy is serving the financial sector instead of the other way around. The financial sector had the opportunity to get a life on its own, because a public anchor is missing and there is a lack of fundamental structural reform and hence a lot of inefficient regulation. A more supportive and facilitating financial sector is needed in order to accelerate the changes in the real economy which we desire. To get there, we need four things.

First of all, change the way money is created. From a privately held, profit driven form, to public money creation where money is brought in circulation without interest and on a debt free basis.

Secondly, a coordinated debt jubilee is needed to cope with the current debt levels. After this jubilee, prevention mechanisms have to be installed to prevent new unsustainable debt levels from building up again.

Thirdly, more diversity in the financial system is needed to distribute power and serve all forms of demand for credit. A public payment infrastructure, which gives people an alternative to banks, is a precondition for this.

Lastly, to prevent undesirable effects of complex financial products, they need to be able to show their added value to society before they are allowed through a social value test for new financial products.

To achieve the paradigm shift, changes in ideas as well as in power (in)balances are needed. This report contributes to a growing literature that focuses on changing the way we think and talk about the economy. But besides talk, action is needed. Special interests have too long been able to block reforms towards a more sustainable, social and stable economy. Therefore, we call upon citizens, companies, the media, national governments and the European Union to take action and help us move towards the wellbeing economy.

We call…

… upon citizens to become actively organised and start the shift towards democratisation;

… upon the media to speak about the wellbeing economy instead of referring continuously to GDP, as well as to distance themselves from special interest groups;

… upon the private sector, including the financial sector, to develop public-private partnerships and move to social business models;

… upon local governments to enable citizens’ assemblies and develop local circular hubs;

… upon researchers and academia to challenge the GDP hegemony as well as expand their research on pathways towards an economy of wellbeing;

… upon think tanks and NGOs to build bridges to lead the way for private and state actors to more societally-relevant roles;

… upon national governments to be cautious about privatisation and marketisation, as well as to reap the benefits of its R&D investments, pay more to essential workers, strengthen the welfare state, set benefits as a right, and decrease dependency on banks;

… and finally, upon the European Union institutions to consider a fiscal union which may enable it to tackle income inequalities, redesign the ETS and expand taxation to all types of ecological degradation, to provide industrial guidance, start with public money creation, regulate complex financial products, stop stimulating financing via debt through taxation and finally, to actively diversify the financial system.

Wat betekent het voor publiek-, milieu- en financieel beleid

De wereld heeft te maken met meerdere significante problemen. Het meest acute probleem is de gevolgen van de covid-19 pandemie en de daaruit voortvloeiende sociaaleconomische crisis. Er zijn echter vele andere problemen waar we al lange tijd mee te maken hebben. Zoals klimaatverandering, toenemende ongelijkheid, financiële instabiliteit, verlies van biodiversiteit, toenemende onzekerheid en stress op de arbeidsmarkt, groeiende machtsconcentraties en het niet duurzame grondstoffenverbruik.

De economie staat in vele opzichten centraal in deze problematiek. Hierdoor ontstaat een groeiend bewustzijn dat het economische paradigma fundamenteel hervormd dient te worden om de huidige problemen op te lossen. Dit heeft ertoe geleid dat verscheidende denktanks en instituties, zoals de OESO, beargumenteren dat er een transitie nodig is om los te komen van het huidige neoliberalisme waarbij winstmaximalisatie centraal staat. Tegelijkertijd is er ook een groeiende groep landen en organisaties die zich hebben aangesloten bij de zogeheten Wellbeing Economy Alliance. Welzijnseconomie stelt het welzijn van alle levende wezens alsmede de planeet zelf centraal binnen de economie en daarbij is de maatschappij democratischer georganiseerd. Het gaat hier dus om een verschuiving van ideeën en macht.

De verschuiving in ideeën is gerelateerd aan hoe we nadenken over de creatie en behoud van waarde. Momenteel wordt succes vooral gerelateerd aan korte termijn winst, waarbij het BBP op macroniveau leidend is en de kwartaalcijfers op microniveau de dienst uitmaken. In de welzijnseconomie gaat het om lange termijn waardecreatie waarin ecologische en sociale aspecten zijn meegenomen. Landen krijgen daarmee een nieuwe set aan indicatoren en bedrijven zouden het integrale rapporteren omarmen. Binnen het nieuwe paradigma draait het niet meer om de groei van het BBP, maar om de duurzame creatie en behoud van waarde. Deze waarde kan subjectief, materieel, relationeel en ecologisch van aard zijn.

De verschuiving gaat onze samenleving democratisch laten functioneren. Onderzoek laat zien dat landen, zoals de VS, Duitsland en Nederland en internationale organisaties (e.g. EU) niet democratisch zijn in de zin dat beleid geen reflectie is van de behoeftes van het volk. Zakelijke belangengroepen, hoogopgeleiden en kapitaalkrachtigen zijn wel in staat om hun belangen te verwezenlijken via beleid. Door het gebrek aan échte democratie is het huidige beleid een reflectie van een machtsongelijkheid in plaats van dat het algemene welzijn van alle burgers voorop stelt en in nog mindere mate rekening houdt met toekomstige generaties en de natuur. Om tot een welzijnseconomie te komen is het nodig dat burgers meer macht krijgen, zodat politiek beleid op iedereen wordt afgestemd. Op basis van deze gedachtegang moeten lokale, nationale en regionale overheidsinstellingen en bedrijven experimenteren met een burgerberaad. In zo’n raad kunnen willekeurig gekozen, representatieve, burgers  samenkomen om het beleid te bespreken, waarbij ze geïnformeerd en ondersteund worden door experts per beleidsstuk. Daarnaast kan de economie meer democratisch worden door het promoten en versterken van meer economische organisaties zoals burgerlijke organisaties, coöperaties en sociale ondernemingen.

Naast een exploratie van het effect van deze paradigmaverschuiving op de economie kijken we in dit rapport naar de volgende drie gebieden; (1) de publieke sector, (2) ecologisch beleid en (3) de financiële sector.

(1) de publieke sector

Als we kijken naar de publieke sector betekent een paradigmaverschuiving de herwaardering van deze sector, waarbij we erkennen dat deze sector waarde toevoegt en innovaties teweeg brengt. De rol van de staat zou dus niet langer slechts het faciliteren en organiseren van de markt zijn, maar ook een actieve rol nemen in het behalen van het welzijn van haar burgers en om democratisch gekozen missies te realiseren. In tegenstelling tot het neoliberale gedachtegoed leiden privatisering en marktwerking vaak niet meer tot hogere efficiëntie, maar leidt het vaak tot meer problemen in termen van gelijkheid en veerkracht. Daarom moeten we voorzichtiger zijn met dit gedachtegoed en voormalige beslissingen terugdraaien.

Het respect voor werknemers in de publieke sector is gedaald de afgelopen decennia, maar de coronacrisis heeft duidelijk gemaakt dat veel van deze banen essentieel zijn in onze samenleving en voor ons welzijn. Empirische studies tonen aan dat deze essentiële publieke werknemers onderbetaald zijn in vergelijking met wat zij toevoegen aan de maatschappij. Hogere lonen voor deze groep is daarom niet alleen eerlijk, maar het ook efficiënt aangezien het deze banen aantrekkelijker maakt.

De afgelopen decennia zijn gekarakteriseerd door een zwakkere welvaartsstaat die burgers, en voornamelijk economisch kwetsbare, onzekerheid heeft gebracht. Om het welzijn van iedereen beter te waarborgen is het nodig om deze welvaartsstaat te vernieuwen en om innovatieve ideeën zoals een baangarantie, uitgebreide onvoorwaardelijke basale dienstverlening voor burgers en minder bestraffende en beperkende inkomensversterking middels toeslagen als een recht serieus te nemen.

(2) ecologisch beleid

Voor het ecologisch beleid heeft de paradigmaverschuiving tot gevolg dat het ons uitdaagt om de manier waarop machtsstructuren het huidige beleidsmakingsproces domineert die een sociaal eerlijke transitie voorkomt te veranderen. Té lang hebben we gezien dat het debat in verschillende beleidsscholen compromissen voorkomt, zodat er geen pragmatische besluiten zijn genomen. We hebben ook gefaald om verschillende perspectieven over maatschappelijk geaccepteerde waardes te integreren, zoals democratie, gelijkheid en machtsdistributie. Aangezien klimaatverandering de manier waarop we onze samenleving inrichten zal uitdagen zal de toekomst van ecologisch beleid politiek-veerkrachtiger, democratischer en sociaal rechtvaardiger moeten worden.

Voorbeelden van soortgelijk beleid bevat ecologische subsidie- en belastingregels die verder gaan dan alleen koolstofdioxide (e.g. vervuiling, extractieve sectoren). Hierin wordt de winst actief verdeeld als een dividend.

Het omvat ook een actieve vorm van coördinatie en financiering middels overheidsinvesteringen gericht op sociaal beleid voor de industrie.

Het laatste voorbeeld is om innovatie gedreven door gebruikers te koesteren, door een ‘prosumer’ economie te omarmen. Hierin stimuleer je energie autonomie terwijl je de transitie naar circulaire economie stimuleert.

(3) de financiële sector

In de financiële sector is het voornaamste doel om de machtsstructuur te veranderen. Momenteel is het financiële systeem namelijk te dominant en te groot. Financiële instituties zijn hierin vaak te groot om in te storten en de reële economie staat ten dienste van de financiële sector in plaats van andersom. De financiële sector heeft een leven op zichzelf gekregen vanwege het ontbreken van een publiek anker en een tekortkoming in fundamentele structurele hervormingen. Hierdoor is er inefficiëntie wet- en regelgeving. Om de veranderingen in de échte wereld te realiseren die we graag willen is een transitie nodig naar een ondersteunende en faciliterende financiële sector. Dit kan middels vier zaken gebeuren.

Allereerst moeten we de manier waarop geld wordt gecreëerd veranderen. Vanuit een privaat, winst gedreven model, naar een vorm van publieke geldcreatie waarin geld schuld- en rente vrij in circulatie wordt gebracht.

Ten tweede is er een gecoördineerde ‘debt jubilee’ nodig om de huidige schuldenniveau’s te herstellen. Na dit jubileum zijn er preventieve maatregelen nodig die nieuwe onhoudbare schulden voorkomen.

Ten derde is er meer diversiteit in het financiële systeem nodig om macht beter te verdelen en om alle vormen van kredietaanvragen te dienen. Een publieke infrastructuur voor betalingen, als alternatief voor het huidige private bankenmodel, is hierbij een voorwaarde.

Tot slot, om ongewenste neveneffecten te krijgen van complexe financiële producten, moet per product aangetoond kunnen worden op welke manier het bijdraagt aan de maatschappij voordat deze op de markt kunnen komen.

Om tot de eerder genoemde paradigmaverschuiving te komen zijn er veranderingen in ideeën en in machtsverhoudingen nodig. Dit rapport draagt bij aan de groeiende literatuur die zich focust op het veranderen van de manier van denken over de economie. Maar naast gesprekken is er ook actie nodig. Speciale belangengroepen zijn te lang in staat geweest om hervormingen te blokkeren dit zouden leiden naar een duurzame, sociale en stabiele economie. Daarom roepen wij burgers, bedrijven, de media, nationale overheden en de Europese Unie op om actie te nemen die ons helpen om de transitie naar een welzijnseconomie te versnellen.

We roepen…

burgers op om actiever deel te nemen aan organisaties om de democratisering van de samenleving te versnellen;

de media op om meer te spreken over de welzijnseconomie in plaats van continu te refereren naar BBP en hem te distantiëren van speciale belangengroepen;

de private sector, inclusief de financiële sector op om publiek-private samenwerkingen te ontwikkelen en te verschuiven naar sociale bedrijfsmodellen;

lokale overheden op om de totstandkoming van burgerberaden te steunen en om lokale circulaire hubs te ontwikkelen;

onderzoekers en academici op om de BBP hegemonie uit te dagen en om hun onderzoek uit te breiden naar mogelijkheden om tot een welzijnseconomie te komen;

denktanks en NGO’s op om bruggen te bouwen die leiden geven aan private en publieke actoren om meer sociaal-relevante rollen te verwezenlijken;

nationale overheden op om voorzichtiger om te gaan met privatisering en marktwerking, om de opbrengsten van haar R&D investeringen niet volledig weg te geven, haar essentiële werknemers beter te belonen, de verzorgingsstaat te vernieuwen, en om haar afhankelijkheid van banken af te laten nemen;

… en tot slot, instituties van de Europese Unie op om een fiscale unie te overwegen die mogelijk in staat zijn om inkomensongelijkheid kunnen aanpakken, het EU ETS te herontwerpen en om meer belasting te heffen over alle vormen van ecologische degradatie. Ook vragen we hen om meer richting te geven aan de industrie, te beginnen met publieke geldcreatie, het reguleren van complexe financiële producten, het stoppen van stimuleren van financiering via schuld middels belasting en tot slot om het financiële systeem meer divers te maken.

Geplaatst op

Nederlandse economen zetten groen en sociaal voorop

Nederlandse economen kiezen voor nieuwe werkgelegenheid en zetten daarbij groen en sociaal voorop

Een enquête onder Nederlandse economen opgezet door Our New Economy (ONE), het Sustainable Finance Lab (SFL) en Economisch Statistische Berichten (ESB) laat brede steun zien voor het huidige steunprogramma. De economen zien hiervoor nog volop budgettaire ruimte. Zo denkt twee derde dat de overheidsschuld nog probleemloos kan verdubbelen.

Wel vindt een grote meerderheid van de economen dat ook geïnvesteerd moet worden in nieuwe werkgelegenheid. Daarbij geven zij de voorkeur aan investeren in banen die bijdragen aan verduurzaming van de economie en sociale gelijkheid.

Een inventarisatie van ONE en het SFL laat zien dat dat op de korte termijn het beste kan via een betaald omscholingsprogramma richting groene banen, door te investeren in openbaar vervoer, in groen in de stad, de verduurzaming van maatschappelijk vastgoed en fietsinfrastructuur.

De enquête onder 364 economen

Our New Economy (ONE), het Sustainable Finance Lab (SFL) en Economisch Statistische Berichten (ESB) hebben tussen 27 augustus en 3 september 2020 een enquête gehouden onder Nederlandse economen. 364 economen hebben de enquête ingevuld, waaronder 120 gepromoveerde economen en 49 hoogleraren. Een derde van de respondenten is werkzaam in de wetenschap, een derde in het middelbaar onderwijs en een kwart in beleid.
92% van de economen is het eens met het kabinetsbesluit om ook na 1 oktober steun te blijven geven aan bedrijven die in de problemen komen door het coronavirus. Wel vindt slechts 23% het verstandig om het enkel bij deze steun te laten. 77% van de economen vindt dat er (ook) een vorm van vraagstimulering nodig is zoals extra overheidsinvesteringen- en uitgaven waarmee juist nieuwe banen worden gecreëerd.

Het belangrijkste doel van deze investeringen is volgens de geraadpleegde economen het scheppen van werkgelegenheid. Het verhogen van de productiviteit wordt daarbij minder belangrijk gevonden dan duurzaamheid en sociale gelijkheid.

Rens van Tilburg (SFL): “Het kabinet is deze week met een investeringsfonds gekomen dat zich vrijwel exclusief richt op het verhogen van de productiviteit. De economen adviseren om nu juist in te zetten op werkgelegenheid, duurzaamheid en sociale gelijkheid.”
Daarnaast geven de economen ook prioriteit aan bestedingen in het onderwijs en de zorg. Met afstand de minst populaire stimuleringsmaatregel is een belastingverlaging voor grote bedrijven.

Ondanks de beperkingen op de economie om de verspreiding van het coronavirus tegen te gaan verwacht 70% van de economen dat extra overheidsuitgaven tot meer economische groei zullen leiden. Ze schatten dat er sprake is van een vliegwieleffect omdat de zogenaamde ‘multiplier’ op overheidsuitgaven groter dan 1 is.

Een grote meerderheid van de economen ziet ook nog volop ruimte voor de Nederlandse overheid om de komende jaren te investeren. De staatsschuld van nu 60% van het bruto binnenlands product (bbp) kan volgens 92% van de economen met nog de helft toenemen. 65% van de economen verwacht zelfs dat een verdubbeling van de staatsschuld tot 120% van het bbp niet tot problemen zal leiden. Slechts een op de zes economen denkt dat de huidige EMU-grens van 60% van het bbp een zinvol doel is, dat is evenveel als het aantal economen dat denkt dat de overheidsschuld geen enkele limiet kent.
Jasper Lukkezen (ESB): “Opvallend is dat nu ook de meeste beleidseconomen nog volop ruimte zien om de staatsschuld te laten toenemen. Slechts 3% denkt dat 90% het maximum is, een ruime meerderheid denkt dat de een schuld van meer dan 120% geen probleem vormt.”

Slechts 17% van de economen verwacht dat de rente die Nederland op de staatsschuld betaalt de komende 10 jaar zal stijgen, net als de inflatie waarvoor slechts 21% een stijging waarschijnlijk acht.
Enkele opvallende verschillen tussen de economen zijn dat hoe hoger de opleiding, des te kleiner de zorgen om de overheidsschuld en des te groter de positieve invloed van overheidsstimulering wordt ingeschat. De beleidseconomen blijken een relatief grote voorkeur te hebben voor enkel steunbeleid en geven relatief veel prioriteit aan productiviteit en weinig aan duurzaamheid.

Groene en sociale investeringsmogelijkheden

Vandaag presenteren ONE en SFL ook een overzicht van de investeringen die op de korte termijn het meest opleveren in termen van (coronabestendige, anderhalve-meter-economie) werkgelegenheid en die bijdragen aan de duurzaamheidstransitie en sociale gelijkheid. Op de korte termijn zijn de effectiefste investeringen een betaald omscholingsprogramma richting groene banen, het verduurzamen van woningen en maatschappelijk vastgoed, investeren in openbaar vervoer en de fietsinfrastructuur en investeren in groen in de stad.
Sam de Muijnck (ONE): “Er valt veel te kiezen als je de economie wilt stimuleren. Het is mogelijk om banen te creëren en tegelijkertijd te zorgen dat juist de meest tochtige huizen worden geïsoleerd, leerlingen in goed geventileerde ruimtes zitten, ook mensen zonder eigen auto zich prettig kunnen verplaatsen en ook mensen zonder tuin verkoeling en rust kunnen vinden in het groen.”

Verder lezen

Economisch Statistische Berichten artikel ‘Resultaten enquête over begrotingsbeleid onder Nederlandse economen
ONE en SFL publicatie ‘Investeren in groene en sociale werkgelegenheid

Blijf op de hoogte

De auteurs zijn bezig met een groter onderzoek naar de beste opties om te investeren in de toekomst. Wil je op de hoogte blijven, schrijf je dan ook in op onze nieuwsbrief (interessegebied ‘beleid’ aanvinken).

Geplaatst op

Participatie inkomen

( English below)

Publicatie van een onderzoek

Veel onderzoekers en uitvoerders vragen zich af hoe doeltreffend het huidige sociale zekerheidsstelsels is in het aanpakken van ongelijkheid en armoede. Een van hen was de econoom Anthony Atkinson. Hij ontwikkelde het Participatie Inkomen (PI) als een hulpmiddel om de tekortkomingen van het sociale beleid op dat moment te verhelpen. PI betreft een beleid dat individuele een uitkering aan burgers organiseert op voorwaarde dat zij deelnemen aan maatschappelijk relevante activiteiten.

Participatie Inkomen sluit daarom aan bij de vele voorstellen en ideeën die pleiten voor een herziening van de rol van de staat bij de bescherming en ondersteuning van haar burgers. Onderzoeker Rebecca Belochi onderzocht de waarde van Participatie Inkomen voor beleidsvorming aangezien PI niet zoveel aandacht kreeg als andere concepten zoals bijvoorbeeld Universal Basic Income. Ze toont aan dat PI een effectief hulpmiddel kan zijn om een gemeenschapsgestuurde samenleving te creëren, door het stigma dat vaak wordt geassocieerd met het geven van geld aan burgers weg te nemen door activiteiten te promoten waarbij individuen elkaar helpen.

In dit paper analyseert ze eerst waarom regeringen de sociale zekerheidsstelsels helemaal zouden moeten hervormen. Van daaruit introduceert ze het concept van Participatie Inkomen en een kader voor beleidsmakers om alomvattend beleid op te stellen. Ten slotte presenteert ze een interpretatie van dit raamwerk om een ​​bruikbare PI-hervorming op te zetten.

Kortom, dit artikel is een poging om het Participatie-inkomen opnieuw te introduceren in de beleidswereld. Wij, bij Our New Economy, zien het als een veelbelovend instrument om het debat over het inkomensbeleid te versterken. Het PI kan bestaan naast experimenten zoals het universele basisinkomen of het creëren van sociale banen die we allemaal steunen – en bijdragen aan een betere reorganisatie van onze economie en samenleving.

Download de publicatie

(Engelstalig)Download

Participation Income – a Research Publication

Many academics and practitioners have questioned the efficacy of current welfare systems in tackling inequality and poverty. One of them was the economist Anthony Atkinson, who developed Participation Income (PI) as a tool to remedy the shortcomings of social policies at the time. PI is a policy that organises individual cash transfers from the State to its citizens on the condition of their participation in socially beneficial activities.

Participation Income therefore subscribes within the many proposals and ideas that advocate to rethink the role of the State in protecting and supporting its citizens. Researcher Rebecca Belochi took it upon herself to defend the value of Participation Income for policy making, as PI did not receive as much attention as other concepts such as Universal Basic Income for instance. She shows how PI can be an effective tool to create more a community-driven society, by erasing the stigma usually associated with benefits and by promoting activities where individuals help each other.

In this paper, she first analyses why governments should reform welfare systems altogether. From there, she introduces the concept of Participation Income and a framework for policy makers to draft comprehensive policies. Finally, Rebecca presents one possible interpretation of this framework to construct an actionable PI reform.

In short, this paper is an attempt to re-introduce Participation Income to the policy making scene. We, at Our New Economy, see it as a promising tool to enhance the debate on income policies – in addition to experiments like the Universal Basic Income or creating social jobs (Dutch) which we also endorse – and a better re-organisation of our economy and society.

Geplaatst op 1 reactie

Case study Integration beside Competition

( English below)

Net als op ontelbaar veel plaatsen over de gehele wereld kent Nederland duizenden voorbeelden van maatschappelijk initiatief. Mensen gaan in hun dorp of wijk zelf aan de slag met wonen, energie, zorg, voedsel, vervoer, natuur en nog veel meer. De trekkers van twee initiatieven hebben ons gevraagd hier eens naar te kijken als econoom. Kunnen wij begrijpen wat zij doen en kunnen we helpen dat te verbeteren?

Hier is onze conclusie: initiatiefnemers werken in hun dorp of wijk niet aan één doel, maar aan meerdere doelen en daarbij zetten zij heel handig hun middelen in om die doelen te bereiken. Zo besparen ze kosten en creëren meer opbrengsten. Hier is ook onze aanbeveling: denk bij elk middel na welk volgend doel je daarmee ook kunt bereiken. Dit is wat wij de trekkers van beide initiatieven zagen doen en in deze publicatie laten we dat in meer detail zien.

We trekken nog een conclusie en die gaat over competitie als leidend principe in de economie. Maatschappelijke initiatieven bieden daarvoor een alternatief. Competitie is: alles inzetten voor een enkel doel, maar daardoor ook heel veel weggooien wat waardevol is. Het alternatief is integratie, elk middel inzetten voor zoveel mogelijk opeenvolgende doelen en daardoor zoveel mogelijk gebruiken wat waardevol is. Wij denken dat dit een interessant gegeven is voor velen die zoeken naar een nieuwe economie, omdat zij zien dat teveel competitie niet goed is voor de samenleving.

Deze publicatie is bedoeld voor allen die met maatschappelijk initiatief werken en zeker voor de initiatiefnemers en voor actieve bewoners. Mensen die werken voor overheden, bedrijven en maatschappelijke instellingen kunnen er uiteraard gebruik van maken. Dit laatste geldt ook voor mensen met interesse in economie en vooral nieuwe economie.

Veel leesplezier,

Jurgen van der Heijden en Maarten Nijman

A Case study: New Economy in the Monastery Square and the Coffee House

Just like in countless places around the world, the Netherlands has thousands of examples of social initiative. People go to work in their village or neighbourhood with housing, energy, care, food, transport, nature and much more. The initiators of two initiatives did ask us to look at this as an economist. Can we understand what they’re doing and can we help improve it?

Here is our conclusion: initiators do not work on one goal in their village or neighbourhood, but on multiple goals, and they use their means very effectively to achieve those goals. This saves costs and creates more revenue. Here is also our recommendation: think for each means which next goal you can achieve. This is what we saw the initiators of both initiatives do and in this publication we show that in more detail.

We draw another conclusion, about competition as a guiding principle in the economy. Social initiatives offer an alternative to this. Competition is: using everything for a single goal, but also throwing away a lot of valuable resources. The alternative is integration, using every resource for as many successive goals as possible and therefore using as much as possible what is valuable. We think this is interesting for many who are looking for a new economy, since they see that too much competition is not good for society.

This publication is intended for all who work with social initiative and certainly for the initiators and active residents in neighbourhoods. People who work for governments, companies and social institutions can of course make use of it. The latter also applies to people with an interest in the economy and especially the new economy.

Enjoy reading, Jurgen van der Heijden and Maarten Nijman

Download the full report: Integration beside Competition


Over de auteurs

Jurgen van der Heijden werkt als adviseur duurzame economie voor AT Osborne. Als vrijwilliger is hij voorzitter van Nederland Zorgt voor Elkaar en van de Vereniging van Energiecoöperaties en -Initiatieven in Noord-Holland.

Maarten Nijman is directeur bij Our New Economy en is daarnaast zelfstandig adviseur duurzame procesverbetering. Als vrijwilliger is hij betrokken bij verschillende transitie initiatieven, lokaal en landelijk.